Page images
PDF
EPUB

en ziekte invoeren; en niets dan de neiging der natuure tot herstel en rust in het middenpunt, waar uit wy haar verdrongen hebben, kan ons tot onze vroegere volkomenheid en gezondheid wederbrengen. Indien 'er Geneesmidelen voorhanden zyn, welke deeze neiging kunnen onderschraagen, laaten wy die gebruiken: maar hoe kunnen wy zeker gaan, dat wy de Natuur, in haare werkingen, niet vertraagen, in fiede van haar te onder. ftutten; daar de oorzaaken dier werkingen buiten het bereik van ons kortzigtig verftand liggen.

[ocr errors]

Maar de drie Druppels!" viel de Schah hem in de rede. (Want alle Vorften haaten onderrigting, fchoon zy dezelve vraagen; en laaten fchaars een antwoord toe op hunne eigene voorstellen.)

Deeze, antwoordde de Arts, komen onder het geen ik van de Inbeelding gezegd heb.

[ocr errors]

Ontdek my het geheim van de drie Druppels," zeide de Schah (blyk geevende dat zyn geduld ten einde was),, en hou al het andere voor u zelven!"

[ocr errors]

Ik bevlytigde my, hernam de Grysaart, op een zagten toon, om den Keizer te overtuigen, dat ik geen geheim Geneesmiddel, geen Talisman heb -maar uw Slaaf houdt op met fpreeken, dewyl zyne woorden by u geen gunstigen ingang vinden.

,, Vaar voort!" fprak de Schah, met ongeduld.

Wanneer een Lyder by my komt, dus voer hy op dit be. vel voort, merk ik hem aan als iemand die ongefteld is, om dat hy de Natuur verwrikt heeft. Indien wy wisten wat haar in haaren eerften en rechten ftand zou herbrengen, of kundig waren hoe het Geneesmiddel aan te wenden, het zou gelukkig weezen, maar dewyl ons zulks ontflaat, laat ik het werk aan de

Zy

eigene kragten der Natuure over. Onmaatigheid en Overdaad hoogstwaarfchynlyk de oorzaak der ongefteldheid zynde, is Onthouding naastdenklyk het rechte Geneesmiddel. Doch dit is te eenvoudig. 'Er moet iets bykomen om op de Inbeelding te werken. Myne drie Druppels voeren dit uit. zyn het zelfde water als waar in men ze met veel behoedzaamheids laat druipen; Water alleen zyn ze, doch hebben een geheimzinnig voorkomen, en vertoonen zich in de gedaante yan een allerkragtigst Geneesmiddel, in welks hoeveelheid men niet moet mistasten. Om voor te komen dat de geneezenen

niet weder inftorten door Onmaatigheid, welke de kwaal zou doen voortduuren, beveel ik de striktste onthouding; ten einde niets de kragt des Geneesmiddels tegenwerke. Maar het betekent over 't geheel niets meer dan het afweeren van het uitwerkzel, door de oorzaak weg te neemen; en aan de Natuur de vryheid te laaten om haare werkzaamheden onbelemmerd te verrigten — een werk, dat niet veilig aan andere handen kan worden toevertrouwd.

C4

" Hoe!"

[ocr errors]

Hoe!" riep de Schah uit, met verontwaardiging,,, zyn ,, uwe drie zo hoog geroemde Druppels niets dan Water!" Indien zy hoog geroemd zyn, hernam de Arts, op een ont. zagvollen toon, laaten wy dan veronderstellen dat zy zulks verdienen. Ik heb u, van den beginne af, gezegd, dat de ontdekking op eenmaal een einde aan myne Kunst zou maaken.

[ocr errors]
[ocr errors]

Zo," zeide de Schah, hier door in een goeden luim gebragt, in ftede van den Schenker te ftraffen, ben ik zyn Geneesheer geweest, en heb hem bevolen het onschatbaar Geneesmiddel, de drie Druppèls, in te neemen!

"

[ocr errors]
[ocr errors]

Dat

,,hy weder voor myn aangezigte gefteld worde, en het zal door myn toedoen niet zyn indien hy het ooit weder noodig hebbe een bezoek by den ouden Man op den Berg af te leggen!"

[ocr errors]

"

IETS OVER DE UITNOODIGINGEN.

Aan de Schryvers der Vaderlandsche Letteroefeningen.
MEDEBURGERS!

'E'

r is een zeker Onderwerp, behoorende tot het algemeene Leeven, 't welk, fchoon dus dagelyks voorkomende zo veel my voorftaat, niet byzonder opgemerkt of behandeld is; ik meen de veelvuldige Uitnoodigingen en Verzoeken om zich by iemand te vervoegen. Hoedanig men zich, in vroegeren tyde, hier te lande, omtrent dit ftuk ge. draagen hebbe, weet ik niet; myne jaaren zyn nog niet hoog genoeg geklommen om des by ondervinding te fpreeken; ook raakt het ons weinig hoe het geweest hebbe; meer hoe het zich thans toedraage. Vergun my, eenige oogenblikken, U, en vindt gy deezen plaatzenswaardig, ook uwe Leezers, des te onderhouden. Myne ondervinding zal zeker met die van anderen zamenftemmen; althans ik kan niet denken, dat my, in dit geval, een byzonder lot bejegende. Het onderfcheid, tusfchen myne Lotgenooten en my, zal dan alleen hier in be. ftaan, dat zy zwygen, en opkroppen, 't geen ik uitboezem en aan het papier aanbeveel. Zwygen, als my iets op 't hart ligt, kan ik niet.

De Uitnoodigingen, welke ik bedoel, zyn deeze algemeene: Wanneer, myn Heer, (of, by anderen, Burger,) zal ik het ge ,,noegen hebben om u by my aan tafel te zien?"

[ocr errors]

Of

of.

Als gy deezen weg uitkomt, zal ik my gelukkig ag,, ten, wanneer gy het middagmaal by my neemt.' op een anderen toon,

Waarom zien wy u nooit? Wy zyn

al

"

,, altoos t'huis, en het zal ons genoegen vermeerderen u by ons te ontvangen." Wel! wanneer zullen wy

[ocr errors]
[ocr errors]

"

[ocr errors]

Of

[ocr errors]

u eens zien? Zult gy haast by my komen eeten ?"

[ocr errors]

Of

Zo, gy wilt u nooit by ons aan tafel laaten vinden." In andere gevallen Eer gy uit de Stad gaat, staa ik

[ocr errors]

'er op, dat gy by ons komt middagmaalen."

Of

Ik heb thans myn woord gegeeven, maar op een anderen ,, dag zal ik my gelukkig agten als gy de Portie by ons Nu, doe het eens familiair; wy maaken geen

[ocr errors]
[ocr errors]

neemt.

omflag," enz. enz. enz.

Het zou eindloos weezen, om alle de Formulieren, in dit geval uitgedagt en in gebruik, op te tellen; elk maakt ze naar zinlykheid en tydsgelegenheid. Men zou ligt denken dat een éénloopend Jongeling, gelyk ik ben, die een twaalftal zulke gul uitnoodigende Vrienden had, in den tyd van veertien dagen naauwlyks ééns t'huis zou eeten. Nogthans, Burgers, om u de waarheid vlak uit te zeggen, heb ik, by dusdanige Uitnoodigingen, te meermaalen deerlyke teleurstellingen ontmoet.

[ocr errors]

Een versche proeve had ik 'er van op gisteren, en deeze heeft my de pen doen opvatten; ik ging, door den fchoonen morgen uitgelokt, na het Buiten van een dier uitnoodigende Vrienden wandelen. Hy hadt my dikwyls gevraagd, en gezegd, dat hy, buiten zynde, altoos t'huis was. Zyne herhaalde verzoeken nimmer te beantwoorden, dagt my onbeleefd. — Ik kwam 'er een half uur vóór den tyd, dien hy my dikwyls gezegd hadt by hem het middag eetensuur te weezen, en meende dus myn tyd wel geraamd te hebben. Maar hy was zo even van tafel gekomen. Dit was alles wat 'er van eeten inkwam. Ik wilde niet zeggen, dat ik nog niet geëeten had. Ik maak. te myn compliment, en ging na de Dorpsherberg, niet wyd van het gastvrye Buiten gelegen, waar een goed onthaal, weinig gelds, myne gemelykheid over die woordhoudende bejegening verzette.

voor

Zy,,, die altoos t'huis zyn," vond ik zelden in een humeur om gezelfchap te ontvangen; en de zodanigen, ,, die met blydfchap iemand zien," zyn meestentyds van huis. Zo gebeurde het my niet lang geleden, want die dingen blyven my op de krop zitten, dat ik my, in de Stad, aan een Huis vervoegde, by een dier gulle Uitnoodigers, en Openzetters van hun Tafel maar ongelukkig voor my was 's Mans Egtgenoote van huis; zy hadt de kelderfleutels by zich, de Keukenmeid niets in gereedheid en eindelyk, hy zelf, het hooge woord moest 'er uit, zyn woord gegeeven, om dien middag by een Vriend te gaan eeten.

Ik zal geen meer ftaaltjes ophaalen, alleen nog melden, hoe ik, in zekere aanzienlyke Stad van het Bataafsch Gemeene

best,

[ocr errors]

best, door veelvuldige Proeven weet, dat zommigen by het heenen gaan, als men de hand reeds aan de deur heeft, vraagen: Zal ik den Burger van iets dienen? ◊ wat ben ik ,, vergeetagtig; de drukte van ons gefprek heeft 'er my niet om doen denken; vergeef het my." Dit verontfchuldigen gaat foms gepaard met eene houding, die niet onduidelyk uitwyst, dat het aftreeden van den Stoep een der welgevalligste pasfen is, welke men kan doen in 't oog van zulk een welmeenenden Uitnoodiger.

Met één woord, Burgers! naa eene menigte van afwyzin. gen en teleurstellingen, ben ik tot het begrip gekomen, dat de gewoone Uitnoodigingen enkel woorden van de Mode zyn, en zeldzaam iets weezenlyks betekenen. Men heeft my gezegd, en ik wil het niet lochenen, dat men alle Uitnoodigingen op die lyst niet moet aanfchryven; doch hoe zullen wy, by mogelykheid, weeten, wanneer dit het geval is? Myn regel ftaat, derhalven, vast, ze nimmer weder aan te neemen; want zoekt men myn gezelfchap met de daad, dan verwagt ik een bepaalder aanvraage; indien niet, en eene herhaalde ondervinding ftaat my hier voor borg, dan reken ik al. le zodanige Uitnoodigingen, in 't wilde, voor eene beleefde wyze van fpreeken.

Bykans even afkeerig ben ik geworden van eene andere foort van Verzoeken die naamlyk van toeval afhangen. Men treedt, om iets te verrigten, in 't huis van eenen Bekenden, omtrent den tyd dat hy gewoon is te eeten: hy denkt dat de beleefdheid hem verpligt om u ter zyner tafel te vraa gen; ja misschien denkt hy dat gy op dien tyd komt om gevraagd te worden. De veiligste regel in deeze gevallen is de Noodiging af te flaan, ten ware, 't geen niet altoos gebeurt, de Noodiger iemand is, met wien wy in de naauwfte en vertrouwlykfte gemeenschap leeven. Maar van zulk flag van Vrienden kunnen zeer weinige menfchen een breede lyst vertoonen.

Het is, buiten tegenfpraak, eene zeer verregaande laagheid zich aan iemand als aan te bieden, om van bem ten maaltyd genoodigd te worden; doch het is, naar myne gedagten eene nog grooter laagheid, iemand te verzoeken, die niet welkom is. Verlegenheid, behoefte, kunnen drangredenen by den eerstgemelden weezen, die om verfchooning pleiten; maar voor den laatstgemelden weet ik geene verontfchuldiging, ten ware eene fchikking naar den geveinsden handel der hedendaagsche Beleefdheid te regtvaardigen zy.

Kiefche Menschen heeft men onder de besten te tellen, en zy kunnen zich niet gereedlyk onderwerpen, om zich onder verpligting te brengen, van wegen eene zo beuzelagtige gunfte als eene Uitnoodiging om ten eeten te komen; en zy vin

den

den zich gevolglyk zeer verlegen, boe den algemeenen toon der Uitnoodigingen te verstaan. Hy, die zich schikt naar elke woordlyke en algemeene Uitnoodiging, zal ongetwyfeld dikwyls een onwelkome Gast weezen; terwyl hy, in tegen deel, die alleen bepaalde Uitnoodigingen aanneemt, zelden zal misfen welkom te zyn. Beleefdheid, of 't geen men beleefd. heid noemt, moge iemand aanzetten om een ander aan zyn tafel te verzoeken, als hy hem toevallig ontmoet; maar de Man, die ten deezen einde zyn Vriend een boodschap zendt, verlangt doorgaans hem te zien, hem te ontvangen, en gul te onthaalen.

ZEDELYKE BEDENKINGEN.

anneer men de woelingen der Menfchen gadeflaat, zou

W men dan van de meeste niet zeggen: waar toe dienen zy?

Ziet men niet den eenen voor, en den anderen na, van het too. neel dezer wereld, na een kort verblyf op hetzelve, afftappen? en zommigen van dezen waren even woelziek, even onrustig, en gingen te werk, als of hier beneden hun verblyf beftendig, als of zy eeuwig hier hadden moeten woonen. Dan is zo een kort verblyf zulke woelingen waardig? Is het een werk der dwazen of der wyzen, nimmer op zyne vergangelykheid te denken, en dit wereldrond als zyn bestendig verblyf te befchouwen? Nimmer zal de wyze man alzo denken, maar hy zal zyne uitzigten vestigen buiten den kring van dit aardfche. Hoe veele woelingen heeft men intusfchen in onze dagen niet gezien, en veele daarvan wel van zulken, die wanen boven anderen in verlichte kennis uit te fchitteren? Is 't niet voor veelen te laag, hunne aandagt van het aardfche af te trekken, en die op he melfche zaken, van onbestendige op beftendige, te vestigen; wordt by veele hoogdenkende geesten eene verlichte kennis van God en Goddelyke zaken niet voor dweepery gehouden, en de Openbaring voor een boek, zamengefteld van bedriegers, wier toeleg geweest is, onder fchyn van Godsdienst, de Maatfchappyen in de war, en het menschdom ongelukkig te ma ken? Moet men zich niet beklagen, dat in eene Eeuw, welke men de verlichte noemt, dit verderflyk kwaad zo veel plaats vindt, en van dag tot dag meer veld wint? en dan nog meer is 't te beklagen, dat men het telt onder de natuurlyke gevolgen van de Vryheid. Maar zyn deze wel de egte Zoonen der Vryheid, welke zodanig eene Zedekunde prediken? Men moet niet woelen, niet rustloos woelen, als of we hier eene beftendige wooning hadden, maar we moeten zo leeven als of we zo oogenblikkelyk van 't tooneel des levens zouden afstappen. Onze groote Maker heeft ons een kort leven gefchonken, met oog.

merk,

« PreviousContinue »