Page images
PDF
EPUB

om de proeve te neemen met twee Lampen van Argand, die met de grootst mogelyke helderheid brandden. Volkomen zekerheid hebbende, dat het Licht, 't welk zy van zich gaven, naauwkeurig van dezelfde kleur was, doordien de Schaduwen, op een wit papier gewor pen, geheel geene kleur vertoonden, hield ik een buis, omtrent twaalf duimen lang, en van omtrent één duim diameter, met zwart papier bekleed, tegen het middenpunt van een der breede Schaduwen; door deeze buis kykende met het eene oog, terwyl ik het andere geflooten hield, vestigde ik myne aandagt op de Schaduw, terwyl een Medeproefneemer by herhaaling een ftuk Geel Glas ftelde voor de Lamp, welker licht viel op de Schaduw door my waargenomen, en nam het dikwyls weg. De uitflag deezer Proeve was zeer treffend, en overtuigde my ten vollen van de bedrieglykheid veeler vertooningen in de voorheen gedaane Proeven.

Zo verre van in ftaat te weezen om eenige verandering waar te neemen in de Schaduw, op welke ik myn oog gevestigd hield, was ik niet in ftaat om te zeg. gen wanneer het Geele Glas voor de Lamp ftondt, en wanneer het van voor dezelve was weggenomen; en, fchoon myn Medeproefneemer dikmaals vol verwondering riep van de fchitterende helderheid en schoonheid van het Blaauw der Schaduwkleur door hem gezien kon ik geen het minste zweemzel van eenige kleur ontdekken. Maar zo ras ik myn oog van de buis afhield, en de Schaduw bezag met alles wat 'er by kwam, werden de andere Schaduwen weezenlyk Geel,door middel van het Geele Glas en het witte Papier, 't welk uit dezelfde oorzaak een Geelen gloed hadt aangenomen ; dan de Schaduw, waar het op aankwam, vertoonde zich aan my, gelyk ze zich aan myn Medeproefneemer gedaan hadt, van eene zeer fchoone Blaauwe kleur. Ik herhaalde dezelfde Proeve met de fchynbaare Blaauwe Schaduw, voortgebragt in de Proefneeming met Daglicht en Kaarslicht, met even denzelfden uitflag.

Hoe verre deeze Proefneemingen ons kunnen in staat ftellen, om reden te geeven van de fchynbaar Blaauwe kleur des Uitfpanzels, en de groote verfcheidenheid van Kleuren, die menigvoud de Wolken vercieren; en welke andere nutte waarneemingen men 'er uit konne afleiden, — laat ik aan de Wysgeeren, Gezigtkundigen en Schilders,

B 2

over,

over, te bepaalen. -Intusfchen geloof ik, dat het eene nieuwe ontdekking is: ten minsten is het ongetwyfeld een blyk, dat de oogen niet altoos moeten geloofd worden ten opzigte van het daar zyn of niet zyn der Kleuren.

Ik kan deezen Brief niet eindigen, zonder nog te gewaagen van eene omstandigheid, welke my zeer trof, in alle deeze Proefneemingen op de gekleurde Schaduwen; naamlyk de zeer juiste zamenftemming, welke altoos bleek plaats te hebben tusfchen de Kleuren, welke zy ook mog⚫ ten weezen, van de beide Schaduwen: en deeze zamenftemming fcheen my toe zo volkomen te weezen en behaagelyk, wanneer de Schaduwen van onderfcheide tinten van Bruin waren als wanneer de eene Blaauw en de andere Geel was. Met één woord, de zamenftemming deezer Kleuren was, in alle gevallen, niet alleen zeer treffende; maar de vertooningen waren ook betoverend. Nimmer was 'er iemand, die deeze Proefneemingen bywoonde, wiens oog niet verrukt werd door derzelver fchoonheden. Het is nogthans meer dan waarfchynlyk, dat het grootste gedeelte van het genoegen, 't welk deeze Proeven den aanfchouweren fchenken, ontstaat uit de geduurige Kleurveranderingen; hier door wordt het oog vermaakt, en de aandagt leevendig gehouden. Wy zyn gewoon de Kleuren als vast en onveranderlyk te befchou wen, hard als de vaste lichaamen van welke zy ons in 't oog komen, en even beweegloos, en gevolglyk als ftyf, dood, en verveelend voor het oog; maar in deeze Proeven is alles beweeging, leeven en fchoonheid.

Het dunkt my zeer waarfchynlyk, dat het verder voortzetten deezer Proeven, op gekleurde Schaduwen, niet alleen zal opleiden tot de kennis van de weezenlyke natuur der harmonie van de Kleuren, of van de byzondere omftandigheden, van welke die harmonie afhangt; maar ons ook zal in ftaat ftellen, om Werktuigen te vervaardigen tot het voortbrengen van die harmonie, tot vermaak der oogen; op eene wyze, niet ongelyk aan de verlustiging, welke het oor ontvangt door de toonen der Muzyk. Ik weet, dat men reeds poogingen daar toe gedaan heeft; maar wanneer ik de middelen, ten dien einde aangewend, overweeg, verwondert my de ongelukkige uitflag in geenen deele. Waar de opeenvolging en de verfcheidenheid ontbreekt, moeten de Kleuren hard, koud, en onbezielde klompen blyven.

Het

Het fpyt my, dat myne gewigtiger bezigheden my thans niet toelaaten deeze belangryke nafpeuringen verder voort te zetten. Misschien vinde ik in 't vervolg daartoe meerder tydruimte. — Ik ben, enz. (*).

(*) OTTO GUERICKE, BUFFON, MAZEAS, BEGUELIN, en veele andere Wysgeeren, hebben hunne aandagt gevestigd op de Gekleurde Schaduwen van Lichaamen, die het onderwerp deezes Briefs uitmaaken. Eene korte opgave van hunne waarneemingen, en daar uit afgeleide bedenkingen, vindt men in PRIESTLEY'S Opticks, p. 436. De Graaf RUMFORD is de eer. fie, zo verre ik weet, die getoond heeft, dat het uitwerkzel afhangt, niet onmiddelyk van de natuur des Lichts; maar voornaamlyk van de wyze, op welke het zintuig des gezigts, of misfchien der denkbeelden (indien 'er in de daad eenig onder. fcheid tusfchen deeze beiden is) aangedaan worden door de opeenvolgende bewerkingen, welke zy ondergaan. De Kleuren, toevallige genaamd, welke voor een tyd beflendig gemaakt worden, naa den indruk van heldere voorwerpen op het ooge, en de uitwerkzels van min kragtige indrukzels, worden in het laatst aangetoogene Werk, p. 631, behandeld, en kan men de Schryvers, daar aangeweezen, raadpleegen. De overeenstemming en frydigheid der Kleuren. waarfchynlyk ontstaande uit het vermaak, of het ongenoegen, aangebragt door het byvoegzel van eene bykomende Kleur met eene nieuwe gewaarwording, of een weezenlyke Kleur het verfchynzel van verbystering, 't welk van dezelfde natuur is als deeze laatste zamenvoeging en de algemeene schikking, met de daar uit afgeleide gevolgen, vindt men in de Zoonomia van DARWIN; zy hebben alle eene blykbaare betrekking tot de gevallen door den Graaf RUMFORD opgegeeven, en openen een wyd veld voor keurige nafpeuring.

(Wy herinnerden ons, onder het vertaalen van dit Stuk, de Waarneemingen over eene Ontbinding van 't Licht, verkeerdlyk de Blaauwe Schaduwen geheeten; door M. J. MONGER, Regulier Kanunnik, Hoogleeraar in de Wysbegeerte te Saint-Lo, enz. te vinden in onze Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen, I D. 2de St. bl. 439, welker herleezing wy, te deezer gelegenheid, aanpryzen.)

ALGEMEEN BERICHT VAN DE LAATSTE WERKZAAMHEDEN DER ROOMSCHE GEESTELYKHEID IN CHINA, EN VAN DEN STAAT VAN HET CHRISTENDOM IN DAT RYK.

en fpreekt en fchryft thans veel over Zendelingen,

Mtot voortplanting van het Christendom onder Hei

denfche Volken. Minder bekend zullen by onze Landgenooten de laatfte werkzaamheden der Roomfche Geestelykheid in China zyn. Wy willen 'er aan onze Leezers eenig verflag van mededeelen.

Het is noodig, tot het voornoemde einde, een kort bericht van het beroemde Seminarium, reeds in de voorgaande eeuw, te Parys, tot aankweeking van Zendelin. gen naar afgelegene Volken, opgericht, te laaten voorafgaan.

Tegen het midden der vorige eeuw kwam Pater ALEXANDER DE RHODES, een Misfionaris van de Jefuiten, uit Tonquin, met de bitterfte klachten over den betreurenswaardigen toeftand der Japanfche Kerk, in Europa te rug. Men had daar alle Europæers verdreven, en getracht den toegang tot dat Land voor altoos onmoogelyk te maaken. Hy vreesde, dat het onmeetelyk Ryk van China zeer ligt het zelfde lot zou ondergaan, en voor de Dienaars van het Euangelie ontoegangelyk worden, byaldien niet in tyds andere maatregelen in 't werk gefteld wierden. Hy was van oordeel, dat men inboorlingen van dat Land tot den dienst der Kerke moest trachten bekwaam te maaken, die dan tot Geestelyken konden aangefteld en behoorlyk geordend worden, waartoe hy het Roomfche Hof verzocht Bisfchoppen, met de vereischte volmacht voorzien, naar China te zenden. De Paus, ALEXANDER VII, bewilligde in dit ontwerp, en gaf aan Pater DE RHODES Volle vryheid, om omtezien naar gefchikte perfoonen, die daartoe zouden kunnen gebruikt worden. Na veel vergeeffche moeite vond men eindelyk in Parys eenige Geestelyken, die tot dat einde aan het Opperhoofd der Kerke aanbevolen, en waaruit dadelyk twee tot Bisfchoppen benoemd wierden, met den

titel van Apostolische Vicarisfen in China, Cochinchina, Siam en Tonquin. De een, (LAMBERT,) ging, als Bisfchop van Berythus, in 1660, met eenige Missionarisfen uit Vrankryk op reis. De ander, (PALLU,) als Bisschop van Heliopolis, in het volgende jaar.

Vóór hun vertrek droegen zy aan hunne achtergelaatene Broeders in Parys den last op, om aldaar, tot bevorde ring van het ondernomen Zendelingwerk, een Seminarium op te richten, waaruit hun gefchikte Kweekelingen tot den dienst der Kerk buitenlands, en voorts boeken, en al wat vereischt werd, om dit werk te onderfteunen, zou kunnen geleverd worden. Men kocht uit de daartoe bestemde gelden, die, door gefchenken van LoDEWYK XIV, en andere liefdegiften van Godsdienstige lieden, merkelyk vermeerderd wierden, te Parys een huis in de ftraat du Bac, alwaar vervolgends het zoo beroemd geworden Seminarium is aangelegd.

De Bisschoppen en Misfionarisfen leefden eerst van hunne eigen middelen, en de aalmoesfen van Godsdienstlievende menfchen. LODEWYK XIV bragt veel toe, om een vast fonds tot ftand te doen komen, door twee Prioraten met dit Seminarium te verbinden, en 'er voor altyd eene jaarlykfche fom van 15000 livres, uit de Koninglyke Schatkist, aan toe te leggen. Dat voorbeeld wierd van tyd tot tyd door vermoogende lieden gevolgd, zoodat dit Huis aanmerkelyke inkomften verkregen heeft, en in ftaat geworden is, om de Zendingen, tot voortplanting van den Christelyken Godsdienst, te ondersteunen. Tot in 1792 wierden uit deze Kweekfchool Misfionarisfen naar China afgevaardigd. In dat jaar is dit Inftituut door de Nationaale Vergadering opgeheven en vernietigd. Van dat oogenblik af zyn de gewoone Zendingen opgehouden, en is men buiten ftaat geraakt, om iets tot ondersteuning van de Misfionarisfen in China toe te brengen. 'Er ftonden op dat tydstip drie jonge Misfionarisfen gereed, om de reis derwaart aan te neemen, die echter, door het wegneemen van het daartoe beftemde fonds, in de onmoogelykheid gefteld wierden, om te vertrekken. Men heeft alle belangneemende Godsdienstvrienden uitgenodigd, om daartoe, en tot eenige verdere ondersteuning der genen, die zich werkelyk in China bevinden, iets by te draagen. Of daarvan iets gekomen zy, kunnen wy niet met zekerheid melden. In 1793 bevonden zich de Directeuren van het voormaalige Parysfche Seminarie te Londen.

B&

le.

« PreviousContinue »