Page images
PDF
EPUB

Roos, als de haar best aanstaande Bloem. Zy vondt eene me nigte; doch ik kan niet zeggen, waarom zy de keus op de kleinfte en ligtste liet vallen.

Op het oogenblik dat de fpeelende jonge Dogters de Bloemen van den hoed namen, en wegwierpen, om te zien welke verst zou gaan, voerde een zagt windje de Wilde Roos na boven. Welhaast egter zou dezelve beneden de Blaauwe Koor. bloem gedaald zyn; doch een aartig Kapelletje vloog 'er ronds. om, en voerde de Wilde Roos mede. De vrolyke Maagdenstoet lachte op het zien van dit kleine wonder. ELMINA werd vercierd als de fchoonfte in den kring. Dit bedryf viel niemand lastig; want ELMINA was zeer fchoon. De bloemkrans. fen waren, te haarer vercieringe, in gereedheid. Zy vervoegden zich na eene plaats, waar een murmelend beekje voorby stroomde. De Prinfes, met bloemen bekransd en opgecierd, zat op een grasheuvel. De Gezellinnen begonnen rondsom haar te danfen, en een Lied te zingen, op deeze gelegenheid pasfende.

Haare vermaakneeming werd geftoord door een onverwagt ge ritzel in een digt daar by liggend Kreupelboschje. Oogenbliklyk kwam uit hetzelve een kleine oude Vrouw te voorfchyn, die de fchoone Dansferes fen naderde. In 't eerst waren zy zeer verfchrikt, en wilden het gewaand gevaar ontvlieden. Maar het gul gelaad van de oude Vrouw en de aangenaamheid haarer fpraake deeden welhaast alle vrees wyken. Zy was gekleed in een groen loshangend gewaad, met een ftroohoed van dezelfde kleur, vercierd met een krans groene bladeren. In haare hand hadt zy een groenen pot, waar in eene kleine plant ftondt.

[ocr errors]
[ocr errors]

Het was uit hoofde van deeze heerfchende kleur in al den to: ftel, dat zy, die haar kenden, haar den naam van VERDURINA gaven. ,, Myne kinderen," sprak zy,,, ik ben niet gekomen om u in uwe vermaakneeming te ftooren. Maar ik heb ELMINA een gezang hooren zingen, waar in zy aanhief ,, van eene Bloem die nimmer verwelkte. Ik heb gezien dat zy een Wilde Roos in het boschje plukte; en, om haare keu,, ze, heb ik haar een onwaardeerlyk gefchenk waardig ge,, keurd, 't welk ik haar breng." ,, Myne Dogter," dus voer zy voort, de jonge Prinfes, die haar vol verwondering hoorde, aanfpreekende, neem deeze Plant, aan welke vier Bloemen en twee Knoppen zyn. Dit is de Bloem die nimmer ,, verwelkt, en ik geef dezelve u ten gefchenke. Bewaar die met alle zorgvuldigheid; maar weet, myne Dogter, dat het niet door bevogtigen is, dat gy die kunt in 't leeven houden. Let op deeze Bloem, die leevendig Rood van ,, kleur is, dit is de Bloem der Zedigheid; zo lang uwe wan,, gen gloeijen van die beminnelyke kleur, zal deeze Bloem al haare leevendigheid en fchoonheid behouden. - De tweede ,, Bloem, geheel onbezoedeld Wit, heet de Bloem der Deugd;

"

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

I 2

-

[ocr errors]

dee.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

den.

deeze zal zich bevlekt vertoonen, zo ras gy onoplettend ,, zyt op een uwer pligten. De derde is zuiver Goud,, kleurig Geel, en heet de Bloem der Goedwilligheid; en zo ,, lang gy die deugd oefent zal dezelve al dien gloed behou. De vierde is fchoon Hemelschblaauw, en wordt de Bloem der Heuschheid geheeten; wanneer ELMINA onverduldig of ,, toornig wordt, zal deeze Bloem het hoofd laaten hangen. De Knop, die op 't openbarsten staat, zal de Bloem des Verftands te voorfchyn brengen; en deeze zich uitbreiden naar maate gy in leering toeneemt. De andere Knop bevat de Bloem der Bevalligheid; deeze zal zich allengskens ,,-openen, en over alle de andere Bloemen een fchoonen luis ter verspreiden.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

"

99

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

ELMINA, de Bloem ontvangende, riep uit:,, Ach! Goedgun. ftige! hoe zal ik deeze onwaardeerbaare gift met genoegzaa. men dank erkennen! Gaa met my, bid ik u; LINDORINA zal, nevens my, u van haare en myne dankbaarheid verzekeren." VERDURINA hervatte hier op: Myne Dogter, gy kunt my niet beter uwe dankbaarheid betoonen, dan met my, ten eenigen dage, deeze Bloem in alle fchoonheid te laaten zien. Ik zal, naa drie jaaren, te deezer plaatze wederkeeren, en als dan de Bloem geheel zuiver is, zult gy beide voor altoos dezelfde blyven."

VERDURINA, in deezer voege gefprooken hebbende, vervoegde zich tot de andere fpeelgenooten, en fchonk elk haarer desgelyks eenige Bloemen van haaren Toverboom. Zy gaf aan de een vyf, aan de ander vier, naar gelange zy derzelver gefchiktheid tot het aankweeken kende. 'Er wordt ver. haald, dat de Prinfes MALINETTA legis ééne Bloem kreeg, en men voegt 'er by, dat zy die nooit aan 't bloeijen kon kry. gen. Ik weet egter niet, wat ik hier van moet zeggen: want deeze het ongeluk gehad hebbende van haare eer te verliezen, heeft men niemand gevonden, die haare gefchiedenis voor de vergetelnis bewaard heeft.

De Tovergodesfe (want het is blykbaar dat VERDURINA 'er eeue was,) haare Gefchenken uitgedeeld hebbende, keerde fchielyk na het boschje weder, en verdween. De jonge Dog. ters bleeven eenigen tyd als verftomd zitten over die verfchyning. Zy verlieten welhaast de fpeelplaats en Bloemen die zy geplukt hadden, alleen denkende op de zo even ontvangene.

Allen waren zy begeerig om dezelve aan haare Ouders te vertoonen. ELMINA was niet t'huis, of zy verhaalde alles, wat gebeurd was, aan LINDORINA, en zette de onwaardeerbaare

Bloem in een fraai Porceleinen Vat. LINDORINA betoonde zich zeer verbaasd over het voorgevallene; het bleek nog. thans in 't vervolg, dat VERDURINA en LINDORINA dezelfde

waren.

ELMINA ging wel voldaan te bedde; maar, vervuld met de

denk.

denkbeelden, die haare aandagt den voorigen dag getroffen hadden, dagt zy bykans den geheelen nagt om niets anders dan om grasvelden, dansfen, Tovergodesfen, en betoverde Bloe men. Haar eerfte werk, by het ontwaaken, was, te bezien of haare Bloem ook eenige verandering ondergaan hadt. Zy haastte zich na den Bloempot; doch na het venfter loopende hoorde zy op straat een groot geraas, en zag een aantal jongens, eene arme Vrouw naazettende. De grappigheid van dit morgentooneeltje behaagde haar, en wekte haar op tot lachen. Het was niet voor dat deeze uit het gezigt waren, dat ELMINA het venfterraam verliet, om haare Bloem te bezigtigen. Hoe groot was haare verwondering en fmerte, als zy befpeurde dat de Bloem der Zedigheid den blyden gloed eenigzins verlooren hadt, en dat de Bloem der Goedwilligheid eenigzins befmet fcheen! LINDORINA zag, ter kamer intreedende, de ver baasdheid der Prinfes en 9 vroeg waarom zy zo ontsteld was.. Ach!" fprak Elmina,,, kyk na de Bloemen; en nogthans heb ik niets gedaan om die verandering te veroorzaaken!"

[ocr errors]

ELMINA was, in de daad, onfchuldig; want zy hadt geen denkbeeld van eenig kwaad, opgeflooten in 't geen haar tot lachen verwekt hadt; en nogthans was het geen wonder, dat de Bloem der Zedigheid was beginnen te verbleeken, en die van Goedwilligheid eenigzins te verflensfen; want eene jonge Dogter behoort nimmer eene onbetaamlyke nieuwsgierigheid te betoonen, veel min te lachen, wanneer een Medemensch befpot wordt.

Op deezen trant verklaarde LINDORINA dit byzonder voorval aan de Prinses, die oogenbliklyk haar misflag bespeurde, en zich, te dier gelegenheid, op eene zo welvoeglyke wyze gedroeg, dat, eer de dag ten einde was, die eigenfte Bloemen zich fchooner dan voorheen vertoonden. Die kleine les maakte ELMINA oplettender en bedagtzaamer, en boezemde haar kragtig in, hoe wakkerheid en geduurig toevoorzigt noodzaaklyk waren tot het in stand houden van de Bloem die nimmer verwelkt. Zints deezen tyd, nogthans, vondt zy het niet moeilyk haar Geele Bloem in alle fchoonheid te bewaaren. ELMINA was te der van hart, en menschlievend; om goed te doen hadt zy alleen de infpraak en van haar hart op te volgen. Maar de He melschblaauwe Bloem kostte haar meer moeite. ELMINA was driftig van gefteltenisfe, en verloor, by de minste terging, haar geduld. De Bloem der Heuschheid begon te verwelken, en haar haare gebreken te verwyten. De Prinses verbeterde het gebrekkige, zo ras mogelyk; want zy hieldt zich verzekerd, dat 'er minder fchande fteekt in onze misflagen te verbeteren, dan in dezelve te begaan.

Ten aanziene van de Witte Bloem; deeze behieldt steeds haare zuiverheid. 't Is waar ELMINA befpeurde, op zekeren dag,

[ocr errors]

dag, eene kleine vlek; maar een traan, daar op vallende, deedt die vlek oogenblik lyk verdwynen. Men weet niet meer, welke de geringe zwakheid geweest hebbe, waar aan ELMINA zich fchuldig gemaakt hadt; want elk welgefteld hart zal gereed een misflag vergeeten, welke geboet is door de traanen van opregt en hartgrondig berouw.

De Knop van de Bloem des Verftands groeide elken dag. Wanneer de Prinfes zich op eenige vermeerdering van kennis hadt toegelegd, miste zy nimmer haare Bloem te raadpleegen, en bevondt doorgaans dat eenige bladen zich meer en meer ontwikkelden. Deeze was de wonderbaarfte van alle de Bloemen, en bleef in grootte groeijen, geduurende het geheele leeven van ELMINA. Niets kon vergeleek en worden in verscheidenheid dan de gedaante en kleur der Bloembladeren. Op deeze zag men fchoone landschappen, of volle tekeningen van het fchoonfte borduurzel; op geene vertoonden zich arbeel. dingen tot de Aardryks- of Gefchiedkunde behoorende; op veele was een gouden Lier of yvoiren Harp te zien. Met één woord, op alle de Bloembladeren ontdekte men de zinne. beelden van alles wat gefchikt is om den geest eener jonge Dogter te vercieren.

De Bloem der Bevalligheid groeide, overeenkomstig met het zeggen van VERDURINA, ongemerkt. ELMINA hadt een en andermaal gelegenheid om waar te neemen, dat, wanneer zy immer poogde den groei te verhaasten, door eenige bevalligheden voor den fpiegel aan te leeren, of anderzins zich eigen te maaken, die zonderlinge Bloem zich terstond digtiloot, en niet weder openging, voor dat zy, zonder eenige gemaaktheid, zich vertoonde gelyk zy was. Deeze Bloem hadt flegts drie bladeren; doch zy waren zo buitengemeen schoon en bekoor. lyk, dat zy, als door een onbemerkbaare toverkragt, een luister verspreidden over de andere Bloemen, en alle derzelver fraaiheden vermeerderden.

Het valt gereedlyk op te maaken, dat ELMINA, deezerwyze in 't bezit van de nimmer verwelkende Bloem, en die met zulk een onaflaatende vlyt oppasfende, de volmaaktste Prinfes van haar tyd wierd. De roem van haare voortreflyke en beminnelyke begaafdheden verfpreidde zich allerwegen. Waut gy weet 'er is eene Tovergodesfe, GERUGT geheeten, die geene andere bezigheid heeft, dan de wereld door te trekken, om te vermelden wat zy weet, goed of kwaad, van alle menfchen, en bovenal van jonge Prinfesfen.

Het Gerugt was overzulks onvermoeid bezig om de be gaafdheden en deugden van ELMINA te vertellen: de Volken der aarde werden begeerig om zulk eene waardige Prinfes tot Vorstin te verkrygen. De Zoon van den Koning der Roxolaanen, vermoedlyke Erfgenaam van het grootfte Ryk op den aardbodem, kwam eenen zeer langen weg reizen om EL

MINA te zien; en vroeg haar van LINDORINA ten Huwelyk, LINDORINA ftemde in zyn verzoek, niet om dat hy de Erfgenaam van het uitgebreidste Ryk ftondt te worden; maar om dat deeze Prins desgelyks een nimmer verwelkende Bloem hadt aangekweekt ; want 'er is eene foortgelyke Bloem voor de Mannen, fchoon in eenige opzigten verfchillende van de Bloem door VERDURINA aan de Prinfes gefchon. ken.

ELMINA wilde de tooneelen, haar eens zo dierbaar, niet verlaaten, zonder nogmaals het boschje te bezoeken, waar zy het onfchatbaar Gefchenk ontvangen hadt, de bron van al haar geluk. - Zy hoopte eenmaal VERDURINA daar weder aan te treffen; het was nu juist drie jaaren, zints deeze haar verfcheen. ELMINA nam de nimmer verwelkende Bloem mede, en ging na 't boschje. Doch hoe groot was haare verbaasdheid, wanneer zy, daar komende, niemand aantrof dan haare Opvoedfter, die t'huis gebleeven was, en geene VERDURINA!

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Ik weet," fprak de Tovergodesfe,,, wie gy hier zoekt, Ik gaf u die Bloem onder de gedaante van VERDURINA, en ik bood u de behulpzaame hand in dezelve aan te kwee ken, onder de gedaante van LINDORINA. Myne taak heb ik gelukkig af. De Bloem zal nimmer verwelken; en ELMINA zal altoos beminnelyk en bemind weezen; want de ,, Deugden van het Hart, en de verkreegene Bekwaamheden des Verftands, fchenken aan de Bezitfter die bevalligheden, welke door niets immer kunnen worden uitgewischt! De Prinfes wierp zich aan de voeten van haare Weldoenster, die haar tederlyk omhelsde, en toen, eene lugtgewestische ge, daante aanneemende, verd ween.

39

[ocr errors]

ELMINA, ontroerd en verfchrikt, Atrekte haare armen uit, en riep eenigen tyd haare Weldoenster naa. De Prins haastte

zich te haarwaards, troostte haar over het verlies van LINDO. RINA, en bragt haar na zyn eigen Land, waar zy vereenigd werden met de heilige banden van Liefde en Deugd, en langen tyd het onbefchryfbaar geluk, den Verstandigen en Deugdzaamen befchooren, genooten.

VERSCHRIKLYK VOORBEELD VAN BYGELOOF.

(Uit het Fransch.)

den derden van Zomermaand laatstleden lagen twee Kin

Oden en van laatat dan Kin

ton van Maz-d'Azil, zeer ziek. Den eenvoudigen hals kwam het in 't hoofd, dat zyne kinderen en het beest door den een of anderen betoverd zouden zyn; waarom hy zich begaf

naar

« PreviousContinue »