Page images
PDF
EPUB

39

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

necato. By de oude Duitfchers fchynt deeze gewoonte ook plaats gehad te hebben; ten minften LEYSER, in Medit. ad Pandect. Vol. IX. p. 370, brengt daar van, uit een oude Kronyk van den Jaare 1012, een voorbeeld by.,, In dit Jaar" (zo luidt de Vertelling,),, wierden Tweelingen gebooren met monden als Ganze - nebben en rechte armen als Ganze-vleugels; op den derden dag van haar geboorte, lachte de een den ander toe: de Rechter heeft ze beide laaten dooden, want de_menigte verfchrikte daar voor." In Lege 14 H. de Statu Hominum, leest men, non funt liberi, qui contra formam humani generis, converfo more procreantur: veluti fi mulier monftrofum aliquid, aut prodigiofum, enixa fit.-Prof. VOET zegt ten hunnen opzichte, ad tit. H. de his qui fui vel alieni juris funt, No. 13, dat zy niet behooren te worden opgevoed, maar eerder, op openbaar gezach des Magiftraats, moeten worden gefmoord." DE GROOT, Inleid. tot de Holl. Rechtsgel., 1 B. 3 D., zegt:,, Wan ,, fchapen Geboorten houdt men voor geen Menschen, maar veeleer is men in deeze Landen gewoon, dezelve terftond te fmooren." Hier mede ftemt overeen GROENEWEGEN, de legib. abr. ad legem allat. 14 H. de Statu Hominum. Intusfchen fchynt het gevoelen der beste Criminalisten hedendaagsch te zyn, dat niemand geacht word een doodflag te begaan, qui monftrum, cujus ita prodigiofa forma, ut pene alterius generis, vel animalis esse videatur, necat; quamvis, ut plane impune fit hoc factum, hodie Magiftratus confenfus requiratur. Vide BOEHMBRI, Jurisprud. crimin. §. 214. Conf. A. MATTHEUS, de Crimin. lib. 48. tit. V. cap. 1. No. 6. En N. CHOMEL, Huishoudelyk Woordenboek, IVde Deel, op het woord Monster.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

In het behandelen der tweede Vraag, geeft de Hoogduitfche Schryver wel twee voorbeelden op, waarby een Geneesheer eenigermaate in verlegenheid kan geraaken, eer hy de voorzichtigfte en beste handelwyze, ten voordeele van beide de partyen, kan ontdekt hebben; maar 'er zyn veel erger gevallen, waarin hy, behoudens een goed geweeten, byna onmooglyk kiezen kan, en die nochtans maar al te dikwyls voorkomen; ja waar van men hier in Amfterdam twee uitfteekende, en beide voor den Geneesheer alleronaangenaamfte, voorbeelden gezien heeft.

Wanneer, ftaande Huwlyk, een der beide Echtgenooten, door eene flechte leefwyze, zich een Veneriek ongemak op den hals gehaald heeft, en deswegen een Geneesheer,

on

onder verband der ftriktfte geheimhouding, waar toe dezelve echter alreeds door zyn gedaanen eed, by het aanvaarden van zyn ambt, verplicht was, raadpleegde, en de andere by toeval iets ontdekte, waar uit by dezelve eenige argwaan ontstond, en het geen hem, byaldien hy daar van volle zekerheid konde krygen, tot een middel zoude kun nen dienen, om den Echtenband te verbreeken, en een ander Huwlyk aan te gaan; hoe moet zich de Geneesheer, wanneer van hem, voor den dagelykfchen Rechter, want het fpreekt van zelve dat hy niet zonder dwangmiddelen iets diergelyks zal openbaaren, daar omtrent getui genis der waarheid afgeëischt word, gedraagen?

Zal hy hier aan voldoen? dit ftrydt, naar myn inzicht, regelrecht tegen zyn afgelegden Eed. Zal hy op eigen kosten daar tegen appelleeren, en zich in gevaar brengen,

door langduurige en kostbaare proceduuren, zich zelven te kunnen ruïneeren? dit verbieden hem de plichten, die hy aan zich zelven en zyne Familie verfchuldigd is. Was het niet veel beter, dat de Souverein, want deeze heeft tog alleen het Recht, om over de Academien te gebieden, omtrent deezen Eed, en deszelfs verbindende kragt, eene juiste en duidelyke bepaaling vastitelde, waar na zich beide, de Rechter en de Geneesheer, moesten gedraagen, en waar door de eerfte niet in de nood. zaaklykheid gebragt konde worden, om, ambtshalve, den Geneesheer onaangenaamheden te veroorzaaken, en de ander met zekerheid konde weeten, wanneer, en in hoe verre, hy verplicht konde worden, om de aan hem toe. vertrouwde Geheimen te moeten openbaaren?

De Vertaaler R.

OVER DE KLEUR EN GEDAANTE-VERSCHILLENHEID DER VOLKEN, EN DERZELVER OORZAAKEN.

(Ontleend uit Mr. BRYANT's Treatife upon the Autenticity of the Scriptures, and the Truth of the Christian Religion.)

Het heeft of Vengkare kenmerken te geeven, waar

Tet heeft GOD behaagd, aan alle de Geflachten der Men

door zy van hunne Nabuuren onderfcheiden worden. Maar zy verfchillen allermeest van die zich op eenen grooten afftand bevinden, in gevolge van de Hette en

Kou

Koude, welke zy gevoelen, en de Lugtftreek, waar on der zy leeven. Indien wy Volken neemen, die verre van elkander woonen, op een zeer groot onderscheid van Breedte, en die vergelyken, zullen zy aan onervaarenen als geheel onderfcheidene Weezens voorkomen. Maar indien wy van het eene tot het andere Volk trapswyze naderen, en de onderfcheidene Volken waarneemen, die den tusfchenstand aanvullen, zullen wy eene juiste opklimming ontdekken, en het verfchil niet grooter vinden, dan te wagten ware uit de wyze van leeven, en de ligging van de plaats hunner wooninge.

Een Deen, een Sax, en een Engelschman in 't Noor. den, vindt men vry gelyk in gelaadstrekken en kleur. Daalen wy tot het Zuiden van Frankryk af, wy ontmoe ten een min fchoon Menfchengeflacht; gaan wy voort tot Portugal, de Inboorelingen blyken, by vergelyking, donkerder van kleur, en hebben andere weezenstrekken. Steeken wy over na Marocco en Taffilat, zy worden allengs. kens zwarter. Trekken wy de woestyn van Zara door, tot den Keerkring, wy zien een Volk geheel zwart, doch met rechthangend hair. Verder binnen de Keerkringen, en te wederzyden van de Linie, zyn de volftrekte Negers, Menfchen voor het meerendeel ruw en dik opgezet van gelaad, zo zwart als men ergens aantreft, met wolagtig gekruld hair. Deeze veranderingen hangen van de Ligging en de Lugtstreek af. De Baron DE PAUW fchryft, deswe gen, met het hoogfte regt:,, Of het Menschlyk Geslacht uit éénen ftam gefprooten is, dan of het verfcheide Stamvaders gehad hebbe, is een noodloos Vraagstuk, waar over de Natuurkundigen in Europa niet behoeven te twisten. Het is zeker, dat de Lugtsgefteltenisfe alleen alle de verfcheidenheden veroorzaakt, welke men onder de Menfchen waarneemt. De meer of min zwarte kleur der Inwoonderen, die de verfchillende Lugts,, gefteldheden tusfchen de Keerkringen ondervinden, be,, wyst, onafhangelyk van alle andere bewyzen, dat de Lugtsgefteltenis alleen de inwendigfte zelfstandigheden ,, van het menschlyk lichaam kleurt." Voor dit denkbeeld geeft hy zeer goede redenen uit de ligging, en de hette gevoeld hy de verfchillende Volken in deeze streeken.

[ocr errors]

دو

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

"

De Egyptenaars erkenden, dat zy afftamden van het Geflacht der Mizraim; en naar dien Man werd hun Land genaamd. Zy hadden, derhalven, geene verbintenis met het Volk op de Westkust van Africa, noch 'er eenige

be

betrekking toe. Nu wordt ons berigt, dat de Inboore lingen van Beneden-Egypte donkerverwig, en die hooger ep woonden donkerder, maar die in het Opper - Egypte zich onthielden bykans zwart waren, met wollig hair. Dus was dit kenmerk niet bepaald tot een Ras van Menfchen. Dit wordt verder beweezen door veelen van de Eilanders, bezogt door de jongste Reizigers, in 't byzonder uit de Waarneemingen van Capitein cook en Dr. FORSTER. Zy gewaagen van een groot onderfcheid, ten aanziene van kleur, geftalte en hair, onder Volk van dezelfde plaats; 't welk, naar hun zeggen, afhangt van meer of min aan de Lugt blootgesteld te zyn, en de byzondere leevenswyze welke zy leiden. Dit merkten zy op te Otaheite. De laatstgemelde Schryver zegt van de Nieuw Ca ledoniers:,, Zy zyn allen van eene zwarte kleur, hun

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

hair is gekroesd, doch niet zeer wollig, hunne aangezigten zyn rond, met dikke lippen en groote monden. De Inwoonders van Tanna zyn bykans van de zelfde zwarte kleur als de evengemelden, flegts eenige ,, weinigen hebben een helderder uitzigt, by deezen zyn de punten van het hair bruin geel. Het hair en de baard der overigen was zwart, gekroesd, en by zom ,,migen wollig. - De Inboorelingen van Mellicolo ko men naast aan het geflacht der Aapen. Het hair van de meesten hunner is wollig en gekroesd, hun kleur roetverwig, hunne weezenstrekken zyn hard, de kaakbeenen en de aangezigten breed.". Capitein CARTERET befchryft de Inboorelingen van het Eiland Egmond, als ,, zwart, en met wol op 't hoofd." Van een ander Eiland gewaagende, zegt hy:,, het Volk is 'er zwart ,, met wol op 't hoofd, gelyk de Negers van Africa.

[ocr errors]
[ocr errors]

Veel meer voorbeelden zou ik kunnen aanvoeren; doch deeze zullen genoegzaam weezen om aan te toonen, dat dit verfchil in hair en kleur, en wat daar meer bykomt, niet bepaald is tot een byzonder Ras van Menfchen: want men treft ze aan by Volken die nimmer eenige gemeenschap hadden met de Kust van Guinea of het Negerland: in tegendeel, zy zyn 'er zo verre van verwyderd, als eenig Volk op den Aardbodem kan zyn; geheele Vastelanden komen 'er tusfchenbeiden.

De verandering, derhalven, in kleur, geftalte en wee zenstrekken, hangt grootendeels af van de maate der hette en koude, welke zy ondervinden, en de wyze van leeven, aan welke een Volk zich gewent. En zyn 'er

an

zo

Zo

andere verborgen oorzaaken, welke wy niet weeten, en door welke eene verandering in de foorten van alle Dieren wordt voortgebragt. Hier uit ontstaat, dat een Volk, hoe zeer ook onderfcheiden, gelyk wordt aan de Inboorelingen onder welken het zich nederzet, ondanks zy zich van dezelven afgefcheiden houden. Dit blykt duidelyk in eene Foodfche Volkplanting te Cochin, op de Kust van Malabar; die volgens HAMILTON, Zo vroegtydig daar kwam als de Gevangenis onder NEBUCADNEZAR. veel is zeker, dat dit tydperk zo verre rugwaards fpringt, dat zy thans den tyd hunner aankomfte niet weeten te bepaalen. De Fooden waren oorfpronglyk een schoon Volk; doch die, van welken wy thans fpreeken, zyn, in alle opzigten, gelyk geworden aan de Indiaanen, onder welken zy hun verblyf hebben. Zy beftonden voortyds uit 80,000 Familien; doch zyn tegenwoordig tot 4000 verminderd. Mr. BATE, een Geestlyke, die een Zoon in de Oost-Indien hadt, zogt eenige byzonderheden van de gefchiedenis dier Fooden te weeten te komen. Hy kreeg ten befcheid : ,,Ik fchreef na de Kust van Malabar, ,, om te ontdekken, welk eene Overlevering de Fooden aldaar behouden hadden wegens den tyd hunner vestiging te Cochin; doch ik kreeg geen voldoend ant" woord; EZECHIEL, de Rabyn der Synagoge, zondt my ,, een Affchrift van een koperen Plaat, in de Synagoge hangende. Dit Gefchrift is in de Malabarfche Taal, met de gewoone Hebreeuwsche Letters, onderlynd met eene letterlyke Overzetting in 't Hebreeuwsch, met eene bygevoegde Hebreeuwsche uitbreiding van die letterlyke ,, vertaaling; maar ik vind 'er geene Jaartekening van den ", tyd dat de Fooden zich daar hebben nedergezet; al,,leen eene Vergunning van een Malabarsch Prins, SCHIRIN PERIMAL geheeten, dat is PRINS SCHIRIN, die hum verlof gaf zich daar te mogen nederzetten, met eenige Voorregten." Van deeze Fooden zegt dit berigt verder: zy zyn tegenwoordig zo zwart, als de overige Malabaren, die flegts een weinig minder zwart zyn dan die van Guinea, Benin of Angola." De Schryver merkt daar by, met regt, aan: Dit is eene önt ,, dekking, die klaar uitwyst, dat de onderfcheide kleu ,, ren der verfchillende Zoonen van NOACH veroorzaakt kunnen zyn door verfchil van gewest, lugt, voedzel, water, of andere natuurlyke oorzaaken."

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

"

دو

[ocr errors]

99

[ocr errors]
[ocr errors]

"

29

[ocr errors]

Overeenkomftig met het boven opgemerkte, zegt men,

dat

« PreviousContinue »