Page images
PDF
EPUB

varen, had bygestaan, verzoekt hy by het volk gehoor, en zegt tot hun:

Gelooft my

zen!

blyft God getrouw, en wilt niet vreeDe Hemelfche Monarch zal ons ter hulpe zyn; die zal u allen, nog deezen dag, de blyken van zyne groote Goedheid en Almagt toonen. Het is God, de Heerfcher van 't groot Heelal, die voor ons ftrydt, en het gantfche Egiptifche Heir, dat gy nu ziet, van den Aardbodem zal verdelgen.

Hier zwygt de Held, en roept zynen God, ootmoe dig, aan, fmeekt, dat Hy hem bekend zou maaken, hoe zich thans te gedraagen in deeze voor hem zoo ge wigtige omftandigheden, en Hy, de Almagtige, die gezegd had, roept my aan in den dag der benauwdheid, Hy, de Heer, verhoort Mozes bede.

Nu nadert het geduchte tydstip, nu geeft hy Izraëj bevel, om naar den kant der Zee, digt aan den oever van het Meir, te trekken, en God de alleen Wyze God verdonkert, door zyne wolk-kolom, het gantfche Egiptifche Leger, daar die zelfde wolk-kolom, by zyn volk Izraël, den fchoonften luister vertoonde.

Dan dat nu het gordyn wegfchuive, om het grootste Toneel van alle Toneelen te aanfchouwen.

Hier treedt Amrams groote zoon voor het gantfche volk van Izraël, neemt zynen ftaf, en flaat, op het bes vel van den God aller Goden, de Zee, dat ze zich vaneen fcheure, het water fcheidt zich van elkander terwyl een fterke oostewind waait, om dat vloeibaa re element, als een muur, ter regter- en ter linkerzyde te doen ftaan, en zoo ziet men, tusfchen beide, den droogen grond als eene gladde baane,

Verbaasde wonderdaad, die nimmer weergaa hadt!

Nu treedt de Held, die gerust op 's Hemels hulp vertrouwde, rustig van den kant, ftapt het Leger voor uit, en zegt, komt, volgt my na, uw Leidsman wyst u het spoor, vreest niet, de God uwer vaderen is ook uw God, Hy zal uw befchermer weezen, want zyn almagtig Alvermogen houdt voor u, voor ons, de wagt; en zie daar, Izraël volgt hem, en gaat met zyne vrouwen, kinderen, vee, en have, droogvoets, door het midden van de Zee.

Nog eens, verbaasde wonderdaad!

15

Intusfchen nadert de Legermagt van den Koning Farab hy komt, en befchouw: hoe Izraël, niet alleen langs den

[ocr errors]

zeegrond wandelt, maar ook alrede aan de overzyde des lands nadert hy weet niet wat hy ziet, hy staat verbaasd - hy fiddert, en begrypt niet hoe dit wonder is gefchied, daar zulks nooit in vroegere tyden gebeurde, of zou dit ook uitgewerkt zyn door Mozes toveryen? Dan, het zy hoe het zy; hy zegt hier dient geen tyd verfpilt, komt Helden, volgt my, op dat wy Mozes met zyn volk agterhaalen, de weg is voor ons gebaand; en hy rent, gevolgd van zyn gantfche Heirleger, wagenen, paarden, ruiterbenden, en voetknegten, gezwind, ten zeeftrande af, om het regt op Izraël aan te wenden.

[ocr errors]

Maar! wat gebeurt 'er? - helaas, de God van Hemel en van Aarde ziet van zynen troon ter neder op Farao en zyn volk. Hy doet den zeegrond beeven de wagenen beginnen te flingeren, te ftooten, te fchokken, raaken uit het spoor ipoor, en en willen bezwaarlyk voort, elk roept, komt laat ons vlugten gezwind te rugge vlien-Hy, die menigmaal voor Izraël ftreedt, ftrydt thans weder tegen ons! Ja, de Koning zelfs roept van zynen flingerenden wagen, met een bestorven mond, zwenk keer te rugge, eer het inwellende zand ons den hertogt weigeren mogt. Dan, hier kan geen roepen, geen zwenken, baaten; de wagens blyven ftaan, het paard fteigert naar de lugt, fchuimbekt, briescht, en trapt, alles raakt in wanorde, de een verdringt en vertrapt den anderen, het gantfche Leger raakt in nood, terwyl men Faraö dit alles verwyt.

[ocr errors]

-

Intusfchen was Gods volk, de vlugtende Izraëliten, reeds den anderen oever van het vaste ftrand genaderd en nu beveelt God, aan den Leidsman Mozes, zyn ftaf, en hand, over het opeengestapelde water uit te ftrekken, en ziet, de Zee keert weder tot haare plaatze! zy bruischt op Farao's Leger aan, met woedend zeegeklots, begint weder te raazen, te woên, dat al de golven kooken! terwyl de trotfche heerschzugtige Dwingeland, de groote Koning Farao, met den dood worstelt : hy roept om hulp, by zyne doove Goden; maar te vergeefsch: niet een kan hier den dood ontgaan, hier helpt geen naberouw, geen klaagen, of kermen; het is alles vrugteloos wagenen, paarden, en menfchen, werden bedolven en ingeflokt, als in een grondelooze kolk, en Faraö werd begraaven ter plaatse daar Izraël werd bevryd: zoo ver

lost

lestte hy de kinderen Izraëls uit de hand des heaters, en hy bevrydde ze van de hand des vyands, want laraös paard, met zynen wagen, en zyne ruiteren, zyn in de Zee gekomen, en de Heere heeft de wateren der Zee over hen doen wederkeeren; maar de kinderen Izraëls zyn op het drooge, in het midden van de Zee, gegaan. Zoo was Jehovah de redder der onfchuld. Hy gaf hun de vryheid en het leven, ontwapende den dwang, velde de heerschzugt ter neder, en herstelde de vryheid: zoo zinkt uwe Grootheid, wufte Vorften, als God door donders fpreekt! op dat gy zoudet weeten, dat, hoe ook uwe luister fchittert, gy, egter, met alle uwe magt, maar menfchen zyt.

Ja Izrael loof de Oppermagt,

Uw vyand is verflagen,

Uw dwingland is ten val gebragt

Met wapen, paard, en wagen;

Hy volgde ons na: zyn magtig Heir
Trad tusfchen de open golven:

Jehovah zag het

en het Meir

Heeft, bruifchend, hen bedolven.

GENEESMIDDEL TEGEN DEN LINTWORM, DOOR DEN
HEER CLOSSIUS GEBEZIGD.

(Uit het Hoogduitsch.)

(Vervolg en Slot van bl. 141.)

ie hier het Geneesmiddel zelve, benevens des Autheurs

Zie Aanmerkingen.

B. Mercurii dulcis gr. XII. Lap. Cancr. ppt. gr. XII. Specif. cephal. Mich. gr. VI. m. f. pulv. S. N. 1. R. Ol. Amygd. dulc. unc. B. S. N. 11.

1. G. guit. gr. XXXVI. Rad. Angel. gr. VIII. Puly. Card. Ben. Pulv. epilept. ana fcrup. I. m. f. pulv. fubtil. div. in III part. æqual. S. N. 111.

Des namiddags om vier of vyf uur gebruikt de Lyder het prepareer poejer N. 1. met een lepel vol koud water en na een ligte avondmaaltyd gebruikt hy tegen den nagt een of twee lepels vol verfche zoete Amandel-oly N. 11. Op den volgenden morgen vroeg, gebruikt hy een van

de drie poejers N. 111. met een weinig thee of laauw wa ter, of in een ouwel gerold. Dit poejer verwekt, door gaans, binnen den tyd van twee uuren, twee of drie braakingen, en eenige ontlastingen; dit behoort men gemakkelyk te maaken, door den zieken, inmiddels, een weinig dunne foup, of een paar kopjes flappe thee, toe te dienen. Na verloop van een paar uur, onderzoekt men de ontlasting, en byaldien men den Worm niet geheel in dezelve vindt, zo laat men de tweede portie van N. 111. op voorgemelde wyze gebruiken. Wanneer eindelyk, na verloop van derde half uur de Worm door de tweede gifte nog niet afgedreeven is, alsdan word de derde portie van N. 111. genomen, die dan nooit mankeert den Worm geheel uit te dryven, die, als hy op denzelfden dag, en vooral zo hy by tyds ontlast word, duidelyke teke nen van leven geeft, en zo dit al op dien dag niet gefchied, zo mist hy echter nooit, op den volgenden dag, alhoewel dood, met natuurlyke ontlasting voor den dag te komen.

Aanmerkingen.

Het prepareer poejer N. 1. oordeelt by onnoodig, om dat veele aangeftelde proeven hem van de werkeloosheid der Mercuriaale middelen in wormziekten overtuigd heb ben. Even zo weinig kan men eenig voordeel van die middelen verwachten, welke by de G. Gutt. in de pocjers N. 11. voorgefchreeven zyn, om dat zy de hevige werking van de Guttegom noch vermeerderen, noch vermin. deren; indien men het laatfte bedoelde, zoude men Gember of Salpeter daar toe moeten gebruiken. Dikwerf heeft hy door Guttegom, Gember en Salpeter, van ieder 16 grein, gemengd te geeven, daar door eene zagte laxeering verwekt: ook was het niet raadzaam onder de Guttegom iets te vermengen, dat zyne werking verminderde, dewyl men alsdan onmogelyk van de goede gevolgen verzekerd zyn kan. Eenig bitter middel kan, met voordeel, by de Guttegom gevoegd worden, om dat daar door zyne wer king vermeerderd, en de maag minder aangetast word.

Men treft Lyders aan, die van dit middel noch overgeeven, noch purgeeren, en die echter toch den Worm, binnen den tyd van 24 uuren, met den gewoonen stoelgang ontlasten.

Zomtyds word de Worm reeds door de eerfte gifte van

1

dit Geneesmiddel afgedreeven, doch dit gebeurt zeldzaam; daar en tegen word het zeer dikwyls door de tweede gifte veroorzaakt in zulk een geval is de kuur niet moejelyk, en doorgaans is de Lyder in ftaat, om op dien zelfden dag noch uit te kunnen gaan. Wanneer alle drie de poejers gebruikt zyn, zo word men door de veele ontlastingen wel eenige verzwakking ontwaar, dan die, echter, blykens de ondervinding, niet heel veel te beduiden heeft, en door een glas goeden wyn spoedig weder herfteld word. (In één geval, daar ik het voorschreef, veroorzaakte dit middel meer dan dertig ontlastingen, zonder de minste nadeelige toevallen na te laaten.) Twee uuren na dat de Worm ontlast is, kan de Lyder van eene ligte maaltyd gebruik maaken, en een glas ouden wyn drinken; zelfs ook dan, wanneer de Worm na de derde gifte noch niet ontlast is.

Het is genoegzaam, indien het middel flegts een half kwartier uurs binnen gehouden word; maar indien het terftond weder overgegeeven word, dan zoude het zeker geen voldoende uitwerking hebben. (Volgens de waarneeming van BISSET, word het overgeeven het best daar door verhinderd, wanneer de Lyder zo lang te bed blyft, tot dat het middel begint te werken; zo haast hy opzit, of zich beweegt, dan verwekt het zeer ligt overgeeven, waardoor het alsdan voor het grootste gedeelte, zo al niet geheel, weder uitgebraakt word.)

Zwakkelyke Lyders mag men wel de eerfte gifte van het middel geheel laaten gebruiken; maar indien hun het zelve fterker aantast, als hier vooren reeds gemeld is, zo laat men een gedeelte van de tweede gifte ach

ter.

Wanneer zich de Worm vertoont, zo moet men hem niet afbreeken; maar men laat hem hangen, en gebruikt het middel zo lang voort, tot dat hy geheel ontlast word. Indien zich eenige toevallen mogten opdoen, zo behan. delt men dezelve op gelyke wyze als dezulken, die zomtyds door andere purgeermiddelen veroorzaakt wor

den.

NA

N 4

« PreviousContinue »